Sport- en Speldag voor mensen met een speciale behoefte
Op zaterdag 4 oktober is er weer de jaarlijkse Sport- en Speldag in Roermond. Deze dag is speciaal voor mensen met een beperking of andere speciale behoefte.
Bezoekers kunnen op deze dag gratis meedoen aan verschillende sporten en leuke activiteiten. Zo kunnen zij op een makkelijke manier kennismaken met het sport- en vrijetijdsaanbod in Roermond en omgeving.
De Sport- en Speldag is van 13:00 tot 16:00 uur in en rond de Jo Gerrishal. Iedereen is welkom om vrij binnen te lopen.
Adres: Jo Gerrishal – Achilleslaan 2a, 6042 JV Roermond
Dit jaar zijn er geen zwemactiviteiten.
Bekijk hier de aftermovie van vorig jaar!
Deze dag zijn de volgende aanbieders te bewonderen:

De Sport- en Speldag is een initiatief van Sportservice Roermond, Iedereen Kan Sporten Midden-Limburg, Daelzicht, PSW, VIJF en The Archery Company.
De sportdag is een project van Buddyzorg in Beweging
Meer over Buddyzorg in Beweging

De Academische Werkplaats Hulpmiddelen voor Zelfredzaamheid (AWH-Z) presenteert de resultaten van een praktijkproject naar ervaringen met hulpmiddelen. De bevindingen geven een scherp beeld van wat goed gaat en waar nog verbeteringen nodig zijn voor gebruikers, mantelzorgers en professionals.
Resultaten praktijkproject Academische Werkplaats Hulpmiddelen
Samen het verschil maken voor mensen die hulpmiddelen gebruiken: dat is wat de Academische Werkplaats Hulpmiddelen voor Zelfredzaamheid (AWH-Z) drijft.
De AWH-Z is een samenwerkingsverband in Limburg, opgericht in 2022, waarin Zuyd Hogeschool, Universiteit Maastricht, Gilde Opleidingen, Sevagram, CZ, afdeling WMO Heerlen, Ieder(in), Burgerkracht Limburg en de Federatie Gehandicaptenorganisaties Limburg (FGL) samenwerken. Het project wordt mede gefinancierd door ZonMw, dat gezondheidsonderzoek en vernieuwing in de zorg stimuleert. Doel is het verbeteren van de aansluiting tussen onderzoek en praktijk, met een focus op hulpmiddelen die mensen met beperkingen helpen langer en prettiger thuis te wonen.
Doel en aanpak
Het praktijkproject had als doel een methodiek te ontwikkelen om structureel en periodiek behoeften en knelpunten van hulpmiddelengebruikers, hun mantelzorgers en professionals in kaart te brengen. Daarbij gaat het om ervaringen met de hulpmiddelen zelf én het verstrekkingsproces. Het project kende twee delen: de ontwikkeling van de methodiek en het verzamelen van resultaten.
Ontwikkeling van de methodiek
Er werd gekozen voor een digitale vragenlijst, met aparte versies voor hulpmiddelengebruikers/mantelzorgers en voor professionals. De lijsten werden drie keer getest met de doelgroep. Deelnemers beoordeelden de begrijpelijkheid, gebruiksvriendelijkheid en inhoud. De meeste vonden de vragen goed geformuleerd en de lengte prima. Slechts één deelnemer vroeg een papieren versie. Na enkele tekstuele aanpassingen werd geconcludeerd dat de vragenlijsten geschikt zijn om knelpunten, wensen en behoeften rondom hulpmiddelen en het proces op te halen.
Resultaten hulpmiddelengebruikers en mantelzorgers
In totaal vulden 44 hulpmiddelengebruikers en 22 mantelzorgers de vragenlijst in. Van de gebruikers ervaarden 14 knelpunten, zoals:
· het hulpmiddel is vaak defect;
· reparaties duren lang of worden niet vergoed;
· het onderhoud gebeurt te weinig;
· het hulpmiddel is duur is of het hulpmiddel wordt niet of slechts gedeeltelijk vergoed.
Daartegenover stond dat 30 van de 44 geen knelpunten hadden en relatief tevreden waren. 84% gaf aan dat het hulpmiddel het probleem dat zij ervaarden bij een dagelijkse activiteit oplost, wat leidt tot meer vrijheid, zelfredzaamheid en maatschappelijke deelname. Mantelzorgers zagen verbeteringen in lopen, buitenshuis gaan en het voorkomen van uit bed vallen. Wel ervaart 30% van de gebruikers nog problemen bij andere activiteiten zonder hulpmiddel. Het aanvraag- en verstrekkingsproces wordt soms als traag en bureaucratisch ervaren.
Resultaten professionals
Ook 91 professionals – ergotherapeuten, WMO-consulenten en adviseurs hulpmiddelen – vulden de vragenlijst in. De helft gaf aan dat cliënten vaak niet weten waar ze terechtkunnen voor een hulpmiddel. 85% vond dat cliënten over het algemeen tevreden zijn en dat het verstrekte hulpmiddel het probleem oplost én de goedkoopste optie is. Zo’n 30% zag knelpunten zoals:
Vervolg
De AWH-Z onderzoekt nu of de vragenlijsten verder kunnen worden toegespitst op verschillende instanties die betrokken zijn bij de hulpmiddelenzorg en of landelijke uitrol van deze methodiek mogelijk is.
In Roggel laat het project Goed voor elkaar zien hoe krachtig een dorp kan zijn wanneer verenigingen, vrijwilligers en inwoners elkaar vinden. Met een mix van praktische hulp, gezamenlijke activiteiten en aandacht voor elkaar groeit er een netwerk waarin niemand er alleen voor hoeft te staan. Huub van Bogget (voorzitter van Naoberzorg.Roggel) en Janine Sonnemans (ouderenadviseur en werkzaam in de ouderenzorg) vertellen wat Goed voor elkaar in Roggel teweegbracht.
Samenwerken in plaats van concurreren
“Vrijwilligerswerk zit in mijn bloed,” zegt Huub Bogget. “Ik doe het al sinds mijn vijftiende en ik vind het nog altijd leuk om te doen. Een paar jaar geleden vroegen we ons met verschillende verenigingen in Roggel af: hoe kunnen we elkaar versterken in plaats van concurreren?”
Tijdens een bijeenkomst met de gemeente kwamen ze in aanraking met het project Goed voor elkaar, dat in Brabant al succesvol liep. “Omdat wij hier een actief verenigingsleven hebben met korte lijnen, zagen we meteen kansen,” vertelt Huub. “We hebben het samen opgepakt met de Zonnebloem, het Jozefhuis en de seniorenvereniging. Ik werd onvrijwillig kartrekker van het initiatief” lacht hij.
Omzien naar elkaar
Volgens Janine Sonnemans past het project precies bij de veranderingen in de samenleving: “Mensen wonen langer thuis, terwijl de formele zorg afneemt. Dan is het belangrijk dat je elkaar kent en helpt. Tijdens de bijeenkomsten zetten we mensen aan het denken: wat kan ik nog zelf? Waar heb ik hulp bij nodig? Wie in mijn omgeving kan iets voor me betekenen? En: Wat kan ik betekenen voor een ander?”
Het gaat om bewustwording, legt Janine uit: “Veel mensen gaan er automatisch vanuit dat familie zorgt, maar is dat wel realistisch? Tijdens de bijeenkomsten ontstaan mooie gesprekken en soms ook kleine maar waardevolle acties, zoals buren die afspreken om samen boodschappen te doen of een buurvrouw die soep kookt voor de man die haar gras maait.”
Van muziekmiddagen tot Repaircafés
De samenwerking leverde al veel gezamenlijke activiteiten op. “We organiseerden samen een modeshow en muziekmiddagen waar 120 mensen op afkwamen,” vertelt Huub. “Door samen te werken is het betaalbaar én bereik je veel meer mensen.”
Daarnaast ontstonden nieuwe initiatieven zoals een Repaircafé, beweeggroepen op zondag met gymnastiek en yoga, en een lokale sociale kaart met alle contactpunten voor hulpvragen. “We kregen zelfs telefoontjes van mensen die normaal nooit komen,” zegt Janine. “Een man belde: ‘Dank voor de brief, ik durf nu te komen.’ Zulke momenten zijn goud waard.”
Vrijwilligers als drijvende kracht
Vrijwilligers zijn cruciaal, vertelt Huub: “We hebben een sterke groep, maar het blijft zoeken. We proberen het laagdrempelig te maken: bijvoorbeeld door mensen te vragen voor een halve dag eens in de vier weken. Dat werkt.”
Door de verwachtingen van de vrijwilligers aan te passen op wat realistisch is, blijkt de drempel om aan te melden lager. Veel mensen willen ‘iets’ doen, maar zien op tegen een structurele grote tijdsinvestering. Door de tijdsinvestering kleiner en flexibeler te maken voelen meer mensen de mogelijkheid om als vrijwilliger aan de slag te gaan.
Janine vult aan: “Veel vrijwilligers zijn zelf ook actief in andere clubs. Dat maakt het makkelijk om signalen van inwoners op te vangen en mensen eventueel door te verwijzen. Het netwerk is enorm waardevol – wie iemand niet zelf kan helpen, weet wel iemand die dat wel kan.”
Impact op kwetsbare inwoners
De grootste winst? Dat mensen die geïsoleerd leven weer meedoen in de samenleving. “Tijdens de eerste bijeenkomsten zagen we iemand die al jaren nauwelijks buiten kwam,” vertelt Janine. “Ze zei: ‘Ik kom normaal nergens, maar nu durf ik te komen.’ Ook persoonlijke huisbezoeken door vrijwilligers helpen om contact te leggen met mensen die achter de voordeur blijven.”
Volgens Huub gaat het vaak om kleine dingen: “Een praatje bij de koffie, iemand helpen met een lamp vervangen, of gewoon weten wie je buren zijn. Dat lijkt simpel, maar het maakt een wereld van verschil.”
Uitbreiden en doorbouwen
En hoe nu verder? De ambitie is helder: Goed voor elkaar verder uitrollen in de zestien kernen van de gemeente. “Het moet niet van bovenaf opgelegd worden,” benadrukt Janine. “Het begint altijd lokaal, met mensen die elkaar kennen. Als je dat hebt, kun je veel bereiken.” Huub sluit af: “Goed voor elkaar draait om omzien naar elkaar. Het gaat niet om grote woorden of ingewikkelde plannen, maar om kleine stappen: elkaar kennen, elkaar helpen. Als iedereen een stapje naar de ander zet, kom je samen heel ver.
Goed voor Elkaar versterkt sociale netwerken in buurten en dorpen. Samen brengen we in kaart wie hulp kan bieden én ontvangen. Zo zorgen we voor een gemeenschap waar iedereen langer, veilig en prettig thuis kan blijven wonen.
Buddyzorg in Beweging wil iedereen in Roermond attenderen op de “Sportzomer 2025” waar de komende weken gratis sportactiviteiten worden aangeboden voor alle leeftijden. Kijk op de volgende link en doe mee!
https://www.roermondsport.nl/actueel/roermondse-sportzomer-2025
Jan (47) kampt met de gevolgen van Long COVID, zoals extreme vermoeidheid, concentratieproblemen en kortademigheid. Voor het gesprek met de verzekeringsarts voelde hij zich onzeker en angstig. Hij was bang dat zijn klachten niet serieus genomen zouden worden en had veel last van de spanning vooraf, wat resulteerde in knikkende knietjes. Hij wist niet goed hoe hij zijn situatie moest uitleggen.
Spreekuur:
Jan werd naar ons spreekuur verwezen, waar we hem hielpen met:
Resultaat:
Dankzij de voorbereiding en de begeleiding voelde Jan zich veel rustiger en beter voorbereid. De knikkende knietjes verdwenen en hij voelde zich in controle. Het gesprek verliep soepel, de verzekeringsarts waardeerde zijn duidelijke uitleg, en Jan kreeg sneller de nodige ondersteuning. Hij besefte dat goed voorbereid zijn niet alleen voor hemzelf, maar ook voor het UWV-voordelen had. Jan verliet het gesprek met het gevoel dat hij regie had genomen over zijn situatie en zijn vertrouwen in het proces was sterk gegroeid.
Patrick (52) werkte jarenlang als magazijnmedewerker, maar moest vanwege ernstige rugklachten en chronische pijn volledig stoppen met werken. Na afloop van zijn loongerelateerde WIA-uitkering ontving hij een WIA-vervolguitkering. Tot zijn schrik bleek deze uitkering zeer laag, omdat deze gebaseerd was op het sociaal minimum en zijn arbeidsongeschiktheidsklasse.
In eerste instantie dacht Patrick dat het UWV een fout had gemaakt bij de berekening van zijn uitkering, omdat het bedrag veel lager was dan verwacht. Hierdoor had hij grote moeite om financieel rond te komen en begon hij zich zorgen te maken over zijn vaste lasten.
Patrick had geen idee dat hij recht had op aanvullende financiële regelingen, zoals de Toeslagenwet van UWV en diverse gemeentelijke minimaregelingen. Hij maakte zich zorgen over vaste lasten, stijgende energiekosten en noodzakelijke medische kosten die niet volledig werden vergoed.
Spreekuur:
Tijdens het spreekuur werd met Patrick gekeken naar welke regelingen hem financieel konden ondersteunen en gaven we hem uitleg over de WIA. Onze spreekuurhouders hielpen hem bij:
Resultaat:
Dankzij de ondersteuning van het spreekuur ging Patricks maandelijkse inkomen met ruim €250 omhoog, doordat hij recht had op de Toeslagenwet en extra gemeentelijke regelingen. Daarnaast kreeg hij een eenmalige vergoeding voor zijn energiekosten en bespaarde hij structureel op gemeentelijke heffingen.
Dit gaf Patrick eindelijk financiële rust, waardoor hij zich kon richten op zijn gezondheid zonder zich constant zorgen te maken over geld. Hij gaf aan dat hij zonder deze hulp waarschijnlijk niet eens had geweten dat deze regelingen bestonden.
Anne (43) werkte als financieel medewerker, maar kreeg te maken met de progressieve gevolgen van Multiple Sclerose (MS). Hierdoor werd werken steeds moeilijker en viel ze uit. Ze wist niet precies wat haar rechten en plichten waren binnen het poortwachterproces en welke rol zij daarin had. Dit zorgde voor veel onzekerheid. Haar werkgever wilde wel meedenken, maar er was geen duidelijk plan voor hoe zij eventueel kon blijven werken.
Spreekuur:
Tijdens het spreekuur kreeg Anne een duidelijke uitleg over het poortwachterproces en haar rol daarin. Hierdoor kreeg ze inzicht in wat er van haar werd verwacht en welke mogelijkheden er waren. Onze spreekuurhouders hielpen haar met:
Resultaat:
Door de begeleiding van het spreekuur kreeg Anne meer eigen regie over haar eigen re-integratie. Ze besprak met haar werkgever hoe haar werk anders ingericht kon worden en kreeg een op maat gemaakte functie die aansloot bij haar mogelijkheden. Hierdoor kon ze parttime blijven werken binnen haar eigen bedrijfstak, zonder overbelasting.
Daarnaast ontving ze een aanvullende WIA-uitkering om het verlies aan verdiensten te compenseren. Zonder de informatie en het advies van het spreekuur had ze deze mogelijkheid waarschijnlijk niet benut en was ze volledig uitgevallen.
Door jobcreation en maatwerk in te zetten, kon Anne binnen haar mogelijkheden actief blijven in de samenleving en zich verder ontwikkelen.
Marjan en Bettine ontmoetten elkaar bij het burgerinitiatief ‘Bindkracht’ in Venlo, waar ze zijn aangesloten bij de werkgroep ‘Kind in Armoede’. Marjan is ondersteuner van een fractie op het gebied van o.a. armoede en Bettine is werkzaam bij de Vonk (www.de-vonk.nu). In Venlo leven veel kinderen in armoede. De werkgroep ‘Kind in Armoede’ heeft als doel om armoede bij kinderen te voorkomen, deze te herkennen, visie te ontwikkelen en voorzieningen toegankelijker te maken.
Weinig geld hebben betekent méér zorgen
Met ervaringsdeskundigen, organisaties, vrijwilligers en de gemeente gaat ‘Bindkracht’ de strijd tegen armoede aan. Het bundelen van krachten is geen eenvoudige opgave. Weten dat armoede bestaat is iets anders dan het zelf ervaren. Ervaringsdeskundigen zijn soms boos en strijdbaar, terwijl beleidsmakers denken vanuit het benutten van mogelijkheden die voorzieningen bieden. Dat zijn heel verschillende manieren van denken. Vanuit Bindkracht werken we aan meer begrip tussen ervaringskenners en beleidsmakers. Samenwerking betekent dan ook soms harde noten kraken. Veel van wat gedeeld wordt, is negatief, maar de focus van de groep ligt op positieve verandering.
Uit persoonlijke ervaring weten Bettine en Marjan hoe geldzorgen voelen en wat het betekent om moeilijk rond te komen. Dat versterkt hun motivatie om zich in te zetten voor de bestrijding ervan. Marjan: “Ik moest na een scheiding in de jaren 80 jarenlang met twee kinderen rondkomen van een bijstandsuitkering. Ondanks een goede opleiding als onderwijzeres en docent Engels, kon ik niet aan de slag. Er was niet voldoende kinderopvang in die tijd. Mannen kregen voorrang in het onderwijs ook bij benoemingen. Het hebben van kinderen werd bij een vrouw door schoolbesturen als grote belemmering gezien.” Nu denk ik weleens: ‘Hoe heb ik het allemaal voor elkaar gekregen? Toen, en ook nu nog zijn het vaak de alleenstaande moeders die in de armoede terecht komen. Dat hoor ik op scholen waar ik als regiocoördinator kom van het Jeugdeducatiefonds.’
Tegen alleenstaande moeders in armoede zou ik willen zeggen: “Armoede hoeft niet je hele leven te duren”. Toen de kinderen groter waren, ging ik werken bij de vakbond en werd maatschappelijk en politiek actief. Dat ben ik nog steeds. Ik werd raadslid en kreeg een lieve steunende partner.
Met trillende handen bij de kassa: frikandellen of broccoli?
Bettine: “Als maatschappelijk werker zie ik de impact van armoede op het welzijn van ouders en kinderen. Het is daarom belangrijk dat zij zelf kunnen meepraten over armoede en hoe deze beter kan worden aangepakt. Zij weten immers hoe het is om niet te kunnen sporten en dat een gezonde voedingskeuze ook een kwestie van geldgebrek is. Dagelijks de frituur aanzetten is vaak de goedkoopste manier om een maaltijd te bereiden. Een hele doos frikandellen is bij wijze van spreken net zo duur als een broccoli. De stijgende prijzen van boodschappen maken de situatie er niet beter op.”
Bettine: “Ik heb vroeger ervaren hoe het is om met trillende handen bij de kassa te staan. Kan ik alles wel betalen? In je hoofd bedenk je alvast welke producten je teruglegt als je niet genoeg geld hebt. Als je dat nooit hebt meegemaakt, kun je je daar geen voorstelling van maken.”
Durf te praten over geldkeuzes
Jongeren worden tegenwoordig sterk beïnvloed door sociale media. Continu krijgen ze te zien en te horen wat ze zouden moeten hebben en waar ze aan mee moeten doen. Wat werkelijk waardevol is, is voor hen soms moeilijk te onderscheiden. Hierover praten is essentieel, maar gebeurt nauwelijks. Niet met ouders, niet op scholen en ook niet door jongeren onderling. Dit leidt tot een vertekend beeld van wat nu echt belangrijk is en bemoeilijkt het maken van verstandige keuzes. Kies je voor die fat bike of voor een sportabonnement? Er bestaan veel misverstanden over armoede en geldzorgen. Het vermijden van gesprekken hierover is begrijpelijk maar lost het probleem niet op.
Deel je verhaal
Marjan volgde bij Burgerkracht Limburg de training ‘Deel je verhaal’. Goed leren luisteren en je eigen ervaringen delen helpt bij gesprekken en educatieve spellen. Iemand vertelde bijvoorbeeld: “Ik had vroeger niet veel, maar was tóch gelukkig.” Dergelijke verhalen zijn belangrijk in gesprekken met jongeren. Of iemand zegt: “Ik was ook blij met een jurkje dat niet supernieuw was.” Het hoeft niet allemaal luxe en trendy te zijn. Je bent niets minder waard als je weinig te besteden hebt. Door deze ervaringen te delen, creëren we bewustwording. De werkgroep wil het thema armoede nog beter bespreekbaar maken en werkt aan theatervormen om dit onder de aandacht te brengen.
Het ‘Arm en Rijk spel’
We benaderen basis- en mbo-scholen om het spel ‘Arm en Rijk’ te spelen, een ganzenbordspel voor kinderen tot 14 jaar. De hele klas doet mee. Kinderen worden willekeurig ingedeeld in groepjes van zes en krijgen de rol van ‘arm’ of ‘rijk’. Elke groep wordt begeleid door een goed opgeleide vrijwilliger die de aandachtspunten en verwachtingen kent. Opvallend is dat kinderen in het spel vaak solidair met elkaar zijn.
Na afloop is het belangrijk dat de leerkracht met de kinderen bespreekt hoe ze zich voelen bij bepaalde situaties. Tijdens één van de sessies kwam de wethouder op bezoek. Hij deelde eigen ervaringen uit zijn kindertijd, waarin het ook niet altijd makkelijk was. Zo beseffen kinderen dat armoede iedereen kan overkomen, maar dat verandering mogelijk is. Zo’n gesprek is waardevol. Het doel is om solidariteit te vergroten. We ontvangen positieve feedback. Kinderen tonen meer begrip voor wat geldzorgen met iemand doen. Die impact is ook zichtbaar bij leerkrachten, stagiaires en leidinggevenden. Dit bewustzijn was er vroeger veel minder. Scholen zien wel dat het spel werkt, maar het blijft een uitdaging om het onder de aandacht te brengen en scholen te motiveren om het te gebruiken. Armoede en geldzorgen zouden eigenlijk geïntegreerd moeten worden binnen het curriculum. Niet als een los onderwerp, maar verweven in vakken zoals rekenen, geschiedenis en aardrijkskunde. Burgerschap gaat immers over voorbereiding op zelfstandigheid. Op mbo-scholen blijkt dat 12% van de jongeren een consumptief krediet (het kopen van spullen op afbetaling) heeft. Dit benadrukt het belang van educatie en bewustwording over geldzaken op jonge leeftijd, zodat jongeren hier niet pas op hun 18e mee geconfronteerd worden.
Hoopvolle ontwikkelingen
In Venlo zijn inmiddels brugfunctionarissen aangesteld die ouders helpen om gebruik te maken van voorzieningen, zodat kinderen meer kansen krijgen. Idealiter speelt school een actieve rol in het signaleren van armoede. Dit vraagt om betrokkenheid van brugfunctionarissen, teamleiders en leerkrachten. Aandacht voor geldzaken, geldkeuzes en solidariteit is cruciaal. De norm zou moeten zijn dat er gewoon gesproken wordt, zonder schaamte of stigma. Vroeger kon er op die manier ook niet gesproken worden over ouders die gescheiden waren. Daar rustte een taboe op. Gelukkig is dat vandaag de dag helemaal anders. Er kan nu normaal over gesproken worden. Het zou mooi zijn als dat met praten over armoede ook lukt. De uitdaging is om daarmee aan de slag te gaan.